Laatst werd
mijn jongste vier en dat zette mij in mijmerstand. Vier is een mijlpaal, een
afsluiter en een start van een nieuwe fase.
De zachte kussens
op je voeten zijn verdwenen, op je tenen is de nagellak afgebladderd. Je voeten
zijn vies van het buitenspelen en zitten vol krasjes en een enkele blaar, omdat
die voetjes weer moeten wennen aan teenslippers. Je tenen krullen niet meer uit
reflex om mijn vinger zoals ze dat vroeger deden, je schopt met je voeten als
ik je tenen kriebel.
Je zachte
beentjes, zijn nu gespierd van het fietsen en rennen. Ze zitten vol blauwe
plekken en een dikke schram van laatst, toen je van hoog uit het klimrek viel. Elke
dag een nieuwe teint blauw, allang niet meer egaal roze.
Het romige
bovenlijfje van toen voelt ruwer aan, als schuurpapier door zonneallergie. Met
schrammen op je borst, waarvan je zelf niet eens weet hoe ze er zijn gekomen.
“Kijk, ik heb tepels”, roep je te pas en te onpas. “Ja, dat weet ik, doe je
shirt maar weer omlaag”. “Jij ook, he mam?” “Ja, ik ook, kom we gaan de
boodschappen afrekenen!”
De plooien in je
arm, waar zich meteen een teek in nestelde toen je nog maar een maand oud was,
zitten er nog steeds. Stevige bovenarmen heb je, die ik soms stevig beetpak als
ik wil dat je naar me luistert! Bruine handen met afgekloven nageltjes en in dit
jaargetijde zwarte randjes van het buiten zijn.
Perzikzachte
wangen heb je nog steeds, maar plakkerig door snot of zonnebrand. Een mond vol
tanden die al wat scheef staan omdat je duimt en een tong die je tegenwoordig
altijd uitsteekt op de foto. Met die mond zei je vanmorgen nog dat je me stom
vond, maar zeg je gelukkig vaker dat ik de liefste ben.
Het vierjarige
lijfje van mijn kleine rouwdouwer. Een lijfje dat valt en opstaat. Doorgaat en vaak meer grenzen opzoekt dan me lief is. Met een
hoofd dat nog niet merkt dat het lijfje soms al moe is. Dat lijfje is me zo ontzettend
lief!