zondag 22 februari 2015

Sssssst!



Vanaf het moment dat mijn jongste ging brabbelen, keek ik ontzettend uit naar de eerste keer dat ze “mama” zou zeggen. Toen wist ik nog niet dat ik drie jaar later na de 312de “mama” van die dag, vanonder de afzuigkap zou schreeuwen: ”Nu even niet verdorie, vraag het je vader, die zit naast je op de bank."

Uit onderzoekt blijkt dat kinderen van vier gemiddeld 437 vragen stellen op een dag, jongens iets minder. Die brabbelende baby van mij is inmiddels bijna een meisje van vier en ik zeg niet dat ze de 437 vragen al aantikt. Ik zeg wel, dat ik er soms knettergek van word. De bijna puber stelt ook vragen, maar dan op een ander level…

Zij: ”Waarom moet ik nu al naar bed?” Rollende ogen, koptelefoon op.
Ik: ”Omdat het half tien is en doordeweeks”
Zij: ”Dus?” verongelijkte blik
Ik: ”Daarom dus”
Zij: ”Wat gaan jullie nog doen dan?” Ik haak af!

Natuurlijk ben ik gek op mijn bloedjes en op hun ratelende mondjes, opmerkingen en puber dan wel peuterwijsheden. Maar vooral op goeie dagen. Op zo’n dag beantwoord ik de vraag “Waarom is dat een vlieg?” met bakken informatie; leuke weetjes over het natuurlijke habitat van het beestje. De verscheidenheid aan tweevleugelige insecten en hun vijanden. Dat hun lichaamstemperatuur ongeveer gelijk is aan hun omgeving en dat het wetenschappers inmiddels is gelukt om fruitvliegjes vriesbestendig te maken. Waarom we dat laatste willen, vind ik dan weer een goeie vraag…. Op een minder goeie dag grom ik iets in de trant van: ”Omdat ‘ie zo geboren is!” Of lekker pedagogisch: ”Om daarom!” Aan het eind van de dag reageer ik vaak helemaal niet meer. Of lekker onredelijk: ”Dat ik geen wandelende encyclopedie ben, ook niet alles weet en me niet kan concentreren als iedereen maar “mama” roept. En wie gaat hier trouwens die rommel opruimen?” Gelukkig voor iedereen heb ik steeds vaker een goeie dag!

“Mam….mama….mahaaam?” Cato komt de keuken binnen waar ik mijn rust zoek onder de afzuigkap. “Hmm”, mompel ik nauwelijks geïnteresseerd. “Weetje?…ik vind jou echt de allerliefste!” Ik zie ondeugende oogjes, een stralende lach, een snottebel en twee dikke kuilen in haar wangen en voor de rest van de avond kan ik er weer tegen.

dinsdag 10 februari 2015

Stiekeme strijd



Er speelt zich vaak een hele competitie aan wedstrijden af in mijn hoofd. Helemaal van mijn kant, ik heb mijn tegenstander er namelijk nooit over gehoord. Mijn hoofd dus, tegen mijn broer.  

Het is een vrij onschuldige vorm; een beetje hetzelfde als mensen inhalen op de fiets, die niet weten dat ze meedoen aan het wedstrijdje in mijn hoofd. Of je peuter niet laten winnen met een potje memory. Of een meter voor de deur, roepen: ”Wie het eerste bij de deur is…” Die laatste vorm is naast onschuldig ook vrij kinderachtig en laat zien dat ik een matige verliezer ben.

Met mijn broer voer ik sinds mijn jongste jeugd regelmatig zo’n strijd, nogmaals in MIJN hoofd. Broer is naast hartstikke leuk ook nog eens hartstikke knap met een heleboel dingen. Maakte altijd onuitstaanbaar braaf zijn huiswerk, bleef dat al zijn studies doen en studeerde prachtig af. In de tijd dat hij hard leerde, vroeg hij weleens of mijn muziek zachter mocht, omdat hij er last van had. Naast de onbegrepen puber uithangen, deed ik niet zoveel en dat ging het beste met gitaarmuziek. Liefst zo hard mogelijk. Onze interesses lagen mijlenver uit elkaar. Maar door dat harde studeren heeft hij nu een hele goeie baan en ik…ik heb ook leuk werk. Op zijn werk doet hij betekenisvolle dingen met microkredieten. Bezoekt arme landen, maakt foto’s, interviewt locals en schrijft er dan een boek over. Een boek dat hij vervolgens aan koningin Maxima mag overhandigen, ook niet de minste zullen we maar zeggen. Team broer scoort bonuspunten.

Maar ok, hij kan goed leren en ik ben creatief en da’s ook wat waard. Hij mag dan een aantal boekwerken op zijn naam hebben staan, ik schrijf columns en dat kan hij weer niet. Omdat ik niet zo goed ben in grammatica, laat ik die columns weleens nakijken door mijn moeder. Zij was vroeger “juf Emmy” en basisschooljuf ben je voor de rest van je leven. Zij wijst me dan op d’s en t’s en praat me bij over het kofschip. Meestal eindigt ze haar betoog met, dat ze niet snapt, dat ik zoveel taalfouten maak. Waarna ze ook altijd zegt: “Maar je broer is nog veel erger!” Puntje erbij voor mij.

In de week na de geboorte van mijn blog, krijg ik een mailtje: “Ha die zus, gaaf hoor je blog, echt heel goed!” Complimenteus als hij is. “Ik heb ook een column geschreven, ik sta deze week in het FD met een cartoon van Hein de Kort erbij, leuk he!”

Ja, ontzettend leuk, broer! Puntje voor jou. Ik ga het hem toch maar eens vragen…Misschien doen hij aan dezelfde competitie mee.