zondag 19 april 2015

De zon is nog op.


























“Ik kan niet slapen” zegt ze. Het is de eerste warme lentedag van dit jaar en om 19:00 is het nog heerlijk licht. Ze ligt in bed, maar hoort buurmeisjes spelen en brommers brommen.

Vanaf een uur of vijf heb ik de minuten afgeteld tot bedtijd, ik heb hier geen zin in en verheug me op een rustige avond. Mijn koffie wordt kouder en mijn lontje korter. Op haar kamer staart ze uit het raam, heldere oogjes kijken achterom. Totaal niet moe, dat zie ik meteen. Het was een drukke dag vandaag, te druk waarschijnlijk voor ons allebei. Ik ga naast haar bedje op de grond zitten en denk aan een geweldig versje van Annie M.G. Schmidt, Zomeravond heet het en begint zo:

Ik lig al in bed,
maar de zon is nog op
en de merel is zo hard aan ’t  fluiten!
Ik lig al in bed
met de beer en de pop
en verder is iedereen buiten!   

Ik denk aan vroeger. Dat ik ook avonden uit het raam staarde, luisterend naar de voetballende buurjongens, de zingende vogels of mijn ouders die de buren spraken. Dat het zo verschrikkelijk was om in de warmte wakker te liggen, terwijl je moest slapen. Dat het zo stom was dat jij al in bed lag, terwijl verder iedereen buiten was. En dat ik op zo’n avond mijn oudste broer op zijn fiets de poort door zag komen met softijs van de snackbar. Wat de hele toestand nog vele malen oneerlijker maakte. De kleintjes in bed, de groten aan het ijs.

Ik leg mijn hoofd op mijn dochters kussen en we kletsen over de drukke dag. Er moet nog gezoend worden. Een scheetkus in een spekkig nekje, een vlinderkus op een zachte wang. Ze wil weten waarom ik “zwartjes” op mijn ogen heb, waarom mijn tand scheef staat en hoeveel sproeten ik heb. Er wordt nog in billen gebeten, aan tenen getrokken en ook nog maar een boekje gelezen. “Ik kan nog steeds niet slapen hoor” zegt ze halverwege “Kikker is verliefd”. “Probeer het eens met je ogen dicht” opper ik. Ze zucht diep en pakt gelaten haar duim en tuttel. Mijn koffie is koud geworden en ik moet gapen. Ik geef een laatste zoen en maak de kamer zo donker mogelijk. 

Beneden vraag ik wie er naar de snackbar wil rijden, want ik heb me toch zin in ijs!


maandag 6 april 2015

Mrs Robinson


In de keuken van mijn ouderlijk huis doen we de afwas. Zoals altijd was jij en droog ik. Je doet dat met militaire precisie en in vaste volgorde: kopjes, borden, bestek, pannen en als laatste het afdruiprek. Tot op heden haat ik het als het niet in die volgorde gaat. De enkele keren, dat ik tegenwoordig nog afwas, leer ik het mijn dochter precies zo te doen.

We praten niet echt, jij en ik. We luisteren Simon and Garfunkel, jij neuriet, ik zing mee. Ik vind het leuke liedjes, dat weet alleen jij. Ik ben negentien en puber nog een beetje na. Simon and Garfunkel luister ik enkel binnenshuis met jou. “heaven holds a place for those who pray” zingt Paul.

Je bent net zo groot als ik, maar zeker tien kilo lichter. Jouw bruine corduroy broek floddert om je dunne benen en je blauwe trui zit los, terwijl je er nog een blouse onder draagt. Je bril wordt te groot voor je smalle gezicht. Het enige wat goed zit zijn je donkergrijze Mephisto’s. Als ik naast je sta, ruik ik nog een vleugje Old Spice van vanmorgen. Je straalt berusting, liefde en plezier uit terwijl we de afwas doen. “God bless you please, mrs Robinson” neurie jij en ik weet, dat ik net zo van het moment geniet als jij. Je slist nog een beetje door je laatste operatie. Ik ben er zo aan gewend, dat ik het amper nog hoor. Je stem is  krachtig gebleven. Net zoals de manier waarop je je handtekening zet. Niet te vervalsen is die. Ik kijk naast me en zie een veel te oude man van drieĆ«nvijftig. Met mijn negentien jaar snap ik weinig van je, vind ik dat ik alles weet en dat de wereld om mij hoort te draaien.

Ik denk het allemaal te weten, maar weet nog niks. Ik weet nog niet, dat je veel magerder zult worden en dat een kindermaat pyjama te groot voor je zal zijn. Dat je steeds zieker zult worden en je bril steeds groter. Ik weet al helemaal niet, dat je een half jaar later overleden bent en dat ik vlak na je overlijden wil dat die bril op blijft, omdat je met bril nog op papa lijkt en zonder bril niet. 

Ik weet dan gelukkig ook nog niet, dat ik zeventien jaar later nog steeds weleens verdrietig word als ik mrs Robinson hoor.