“Ik kan niet
slapen” zegt ze. Het is de eerste warme lentedag van dit jaar en om 19:00 is
het nog heerlijk licht. Ze ligt in bed, maar hoort buurmeisjes spelen en brommers
brommen.
Vanaf een uur of
vijf heb ik de minuten afgeteld tot bedtijd, ik heb hier geen zin in en verheug
me op een rustige avond. Mijn koffie wordt kouder en mijn lontje korter. Op
haar kamer staart ze uit het raam, heldere oogjes kijken achterom. Totaal niet
moe, dat zie ik meteen. Het was een drukke dag vandaag, te druk waarschijnlijk
voor ons allebei. Ik ga naast haar bedje op de grond zitten en denk aan een geweldig
versje van Annie M.G. Schmidt, Zomeravond heet het en begint zo:
Ik lig al in
bed,
maar de zon
is nog op
en de merel
is zo hard aan ’t fluiten!
Ik lig al in
bed
met de beer
en de pop
en verder is
iedereen buiten!
Ik denk aan
vroeger. Dat ik ook avonden uit het raam staarde, luisterend naar de
voetballende buurjongens, de zingende vogels of mijn ouders die de buren
spraken. Dat het zo verschrikkelijk was om in de warmte wakker te liggen, terwijl
je moest slapen. Dat het zo stom was dat jij al in bed lag, terwijl verder
iedereen buiten was. En dat ik op zo’n avond mijn oudste broer op zijn fiets de
poort door zag komen met softijs van de snackbar. Wat de hele toestand nog vele
malen oneerlijker maakte. De kleintjes in bed, de groten aan het ijs.
Ik leg mijn hoofd
op mijn dochters kussen en we kletsen over de drukke dag. Er moet nog gezoend
worden. Een scheetkus in een spekkig nekje, een vlinderkus op een zachte wang.
Ze wil weten waarom ik “zwartjes” op mijn ogen heb, waarom mijn tand scheef
staat en hoeveel sproeten ik heb. Er wordt nog in billen gebeten, aan tenen
getrokken en ook nog maar een boekje gelezen. “Ik kan nog steeds niet slapen
hoor” zegt ze halverwege “Kikker is verliefd”. “Probeer het eens met je ogen
dicht” opper ik. Ze zucht diep en pakt gelaten haar duim en tuttel. Mijn koffie
is koud geworden en ik moet gapen. Ik geef een laatste zoen en maak de kamer zo
donker mogelijk.
Beneden vraag ik
wie er naar de snackbar wil rijden, want ik heb me toch zin in ijs!