Afscheid nemen is
een beetje als rouwen. Het is: “naar omstandigheden goed”. Op goeie dagen gaat het
prima, maak ik me weinig zorgen en weet ik zeker dat alles goed komt.
Op minder
goeie dagen ben ik daar niet zo zeker van en slaat de paniek me om het hart. Hoe
zal het met de kinderen gaan? Waar komen we te wonen? Blijven we in de buurt
waar Cato op school zit en waar ik haar zo graag wil houden? In mijn hoofd laat
ik het idee van school steeds een stukje verder los. Betaalbare huurwoningen
zijn schaars in onze buurt en woningzoekers zijn er veel te veel.
Stap voor stap
neem ik afscheid van een “samen”. Van het gezin dat er niet meer is en van
verjaardagen vieren op het grote bed. Afscheid van een huis, een leuke buurt,
een tuin met trampoline en een konijn in een hok. Van iemand, die ik me lief is en van het idee dat ik had over “het gezin”. Van plannen die we hadden, over
weekendjes weg in de sneeuw met vrienden en op zondag met zijn allen patat. In
de donkere dagen voor kerst lijkt alles zwaarder.
Het gaat met ups
en downs en is moeilijk te volgen voor mijzelf, laat staan voor een ander. Op
dinsdag kan het goed gaan, op woensdag ontzettend slecht met een piek op
donderdagochtend. Een paar uur later weer prima. Het is bij tijd en wijle
vermoeiend. Maar over het algemeen gaat het gelukkig “naar omstandigheden goed”
Afscheid nemen is als ’s nachts dronken uit de stad naar huis fietsen: Het duurt te lang, het
is donker en je bent snel uit balans. Je bent moe en wilt slapen, maar weet ook dat je na een paar uur verward
weer wakker gaat worden. In de verte zie je de zon alweer opkomen.
Tot die tijd moet
je het stuur goed vasthouden, stevig doortrappen en niet verder dan een paar
meter vooruit kijken. En heel goed luisteren of je de vogels al kunt horen
fluiten.