Een jaar geleden
verliep alles gladjes. Mijn kleuter was toen nog een peuter en mijn oudste
fietste allang zelf naar school. Op mijn vrije dagen stond ik samen met de
oudste op, ontbeten we en wuifde ik haar in mijn badjas de poort uit. Mijn
peuter hield van slapen en werd meestal pas wakker, als ik aan mijn tweede bak
koffie het nieuws zat te kijken. Dan ontbeet zij en gingen we samen in bad. Een
prima manier om je vrije dag te beginnen.
Sinds twee maanden
zit de jongste ook op school en heb ik op alle dagen een nieuwe uitdaging.
Eentje die half Nederland heeft en die niet zo heel bijzonder is, maar waar ik
nog vreselijk aan moet wennen.
Ik sta op tijd op
en wek een grommende puber, die ik vervolgens zeker tien minuten in de stille
duisternis moet laten liggen, om haar te laten wennen aan het idee dat ze eruit
moet. Vervolgens wek ik mijn kleuter, die nog steeds het liefst een gat in de
dag slaapt. Ik kus, zoen en streel haar wakker en met gesloten ogen vraagt ze,
of ze nog even in het grote bed mag. Ik zwicht meteen, niets zo fijn als een
stille, duimende kleuter. Daar
probeer ik haar verder wakker te krijgen en stelt zij de belangrijkste vraag
van de ochtend: ”Moet ik overblijven vandaag?” Het antwoord zorgt elke keer
weer voor een chagrijnige start. Ik beloof haar beschuit met appelstroop en Minion
sokken en krijg haar uit bed. Puber doet gelukkig alles zelf, hetzij
verschrikkelijk traag en ongeconcentreerd.
Ik zie op de klok
dat de tijd dringt en dat het vooral mijn schuld is. Mijn tijdsbesef is slecht
en ik sta geregeld dingen te doen, waar ik geen tijd voor heb, maar op dat moment zo
handig lijken. Ik beveel iedereen wat ze moeten doen: Plassen, poepen,
tandenpoetsen. “Ik hoef nu niet, straks pas” roept de kleuter en dat klopt. Die
moet altijd poepen als we al met een been buiten staan. Zelf poets ik ook snel mijn tanden en
roep zonder naar beneden te kijken “of iedereen wel beseft, dat we over vijf
minuten wegmoeten!” Besef je dat zelf ook?, zeggen de ogen van de oudste als ik
naar beneden kijk. Ik zie twee meisjes, met jasjes aan en rugzakken op, klaar
voor vertrek. Zij zien hun moeder in een badjas, met ongekamde haren en een
verwilderde blik.
Ik haast me naar
de school, die gelukkig ongeveer in dezelfde straat staat, groet racend de
moeders die al op de terugweg zijn en kom er op het plein achter dat ik in de
haast haar tas ben vergeten. Ze zucht en ik ook. Ik geef haar een knuffel in de
kring en beloof haar, de beker en koek alsnog te brengen. Terwijl ik dat doe
zegt het jongetje naast haar: ”Maakt niet uit hoor, je mag op deze school
gewoon te laat komen hoor”
Had ik dat maar
eerder geweten.